Maeck vreucht nu overal, die Musica beminnet, die met sangh en speels geschal, met orgel en trompet, en nu Gods loffzangh met Cecilia beginnet, die tot Gods eer, nu weer haer neer tot singhen zet. Cecilia vol deucht, die u is voorgetreden, volgh haer soo ras ghy meucht, met vreuchd en kuys gezangh, van hemelzoetheyt vol, en goddelijcke reden, ter eer van uwen Godt, u levendagen langh.